Hier zit ik dan, iets minder dan twee weken voor mijn 34ste verjaardag. Geen idee waar ik moet beginnen met schrijven, meer nog: wàt ik moet schrijven. Maar tradities zijn er om in ere te houden, dus ik schrijf. Over het jaar waarin ik 33 jaar was. Over het jaar waarin ik de leeftijd had waarop Jezus zijn kruisweg deed en achteraf stierf, maar verrees. Over het jaar waarin ik mijn kruisweg deed, het gevoel had gestorven te zijn, maar nu bezig ben met verrijzen.
Ik wil er geen drama van maken – liever een tragikomedie. Over lachen met de 12 magere maanden. Over gepest worden met de tien plagen van Egypte – versie 2.0. Over Barmhartige Tamar-itanen. Over wijn willen veranderen in water (*dit is geen typo*). Over het verorberen van vele vissen en broden – ook versie 2.0 (koeken en chips), omdat (Ta)Maria een emo-eter is. Over de dorstigen niet te willen laven.
Hier zit ik dan, in mijn stal van Betlehem – mijn studio van Leuven. Nadenkend over afgelopen jaar voelt ‘os’ blondje zich soms een ezel. Omdat ik me letterlijk twee keer aan dezelfde steen heb gestoten. Maar ezels blijken soms ook intelligente dieren te zijn. Ik plaats me – ten behoeve van het zelfbehoud van mijn ego- in deze laatste categorie.
Ik wil geen eerste steen werpen (want ‘wie zonder zonde is…’). Ik heb de laatste 365 dagen niet ‘gevast’. Ik heb gulzig ‘gehouden van mijn medemens’. Ik heb gepoogd om de blinde weer te doen zien, in die mate dat ik zo hard wou lopen dat ik er zelf lam van werd. Ik heb in een grot gezeten, zonder kracht om de steen ervoor weg te rollen. Ik heb me, vanuit wanhoop, in mijn haren gekrabt alsof ik vlooien had. Ik ben over kloven gesprongen alsof ik een sprinkhaan was. Ik heb de ‘schurft’ gezalfd. En ik had er ‘de pest’ aan. Want ‘plagen’ is liefde vragen. En liefde, die was er.
Helaas moet ik ‘je zus’ en andere familieleden teleurstellen, want soms is liefde gewoon niet genoeg. Soms zijn de tongen niet meer vurig. Soms is de braamstruik weggebrand.
Nu zit ik hier. Terugblikkend op het jaar dat ‘God’-geklaagd was. Maar toch ook weer niet. Ik zit hier, denkend aan de mooie momenten, gevuld met mijn naaste beminnen – zoals ik zelf bemind wou worden. Ik zit hier, genietend van herinneringen aan ‘goede (vrij)dagen’. Aan (zater)dagen, stil, omdat geen woorden nodig waren. Aan ‘witte’ (donder)dagen – omdat hij me ‘witte’ noemde. De (woens)dagen dat ik in as lag, koester ik ook. Niet dat ik nu ‘halleluja’ roep voor elke keer mijn Ark van Tamach dreigde te zinken, maar het leerde me mijn vrienden kennen. Mijn (meer dan) 12 apostelen. Bedankt, vrienden, voor jullie steun het afgelopen jaar. Bedankt ook, familie, om naast de weg te staan als ware ‘Maria Magdalena’s’ – inclusief (zak)doeken.
Het was een jaar van kiezen. Van verliezen.
Een jaar van eindes, en nieuwe beginnen.
2015-2016: Je hebt me de (ju)das niet omgedaan…
2016-2017: Kom in vrede – ik dank God.
Amen.
Zalig