Van burn-out tot bore-out in 6 maanden: de succes-formule

Het is weer de tijd van het jaar. Het jaaroverzicht van mijn 32ste levensjaar. Iets minder boeiend en spectaculair dan de jaaroverzichten op VTM en VRT, maar soit. Wegens gebrek aan inspiratie blijft bovenstaande mijn intro. Welkom, fijn dat u mij leest. Dat ook.

Afgelopen jaar kan ruwweg verdeeld worden in 2 grote delen: de pre- en de peri-dop periode. Om mijn 2 universitaire diploma’s niet geheel oneer aan te doen, stoef ik maar even met het feit dat ik Latijnse tussenvoegsels ken. Kort applaus (*klap*).

De pre-dop- periode situeerde zich tussen 20 november 2015 tot 1 mei 2016. Het was geen evidente tijd. Aangezien tegenwoordig het taboe rond psychische problemen stilaan opgeheven wordt, kan ik nu (de fierheid laat ik even achterwege) zeggen dat ik tot de categorie burn-out behoorde.

‘Ik ben Tamara, en ik heb een burn-out.’ Wederom kort applaus (*klap*). Het was een tijd van slapeloze nachten, moordende onzekerheidsgevoelens, faalangst. Het was van 8u30 tot 17u over-leven, om om 18u30, na ‘Home and Away’ (hoogtepunt van de dag), uitgeput in slaap te vallen. Ik heb veel geleerd over mezelf, dat wel. Onder andere dat ik volgens een handvol collega’s echt een toffe en een grappige ben, maar ook dat ik meer gebaat ben bij de zachte aanpak en een constructieve manier van feedback. (Het kopje ‘persoonlijke info’ op mijn C.V. is aangepast.)

De peri-dop-periode begon daarna, en strekt zich uit tot heden. Aanvankelijk kreeg ik de dagen nog enigszins gevuld, getuige mijn opgeruimde boeken-, badkamer en keukenkasten. Ik heb ontdekt dat ik duidelijk geen poetsdwang heb (hoera, 1 diagnose minder!), want het is bij die paar dagen poetswerk gebleven. De rest van de dagen vulde ik met fietsen, lui-wijven-sport en het inhalen van TV-series die ik, gezien mijn bedtijd na ‘TikTak’, nooit eerder kon zien. En ondertussen solliciteerde ik. Gericht en spontaan. Ging ik 3x op gesprek, werd ik 3 x afgewezen. Bleef ik schrijven. Kreeg ik geen antwoord. Of las ik dat andere kandidaten beter in het profiel pasten. Maar ze wensten me wel succes met het vinden van een gepaste job. Heerlijk persoonlijk toch, de standaard afwijs-brieven. Elke afwijzing werd steeds moeilijker te verteren. Cynisch zei ik tegen mezelf ‘daar zit ge dan eh, met uw 3 diploma’s, en ze nemen u zelfs in den Aldi niet aan.’ Mijn dagen werden doelloos. De uitkering werd steeds minder. Vrienden hun zomervakantie eindigde. En nu zit ik hier. Al 6 maanden.

‘Ik ben Tamara en ik heb een bore-out’ (*klap*). Ik heb geen bevredigende activiteiten waar ik energie kan uithalen. Net als bij de burn-out is ook nu ‘Home And Away’ het hoogtepunt van mijn dag, een afspraak bij de kine is een reden om me uit mijn pyjama te hijsen. Het verschil is dat ik nu niet slaap van uitputting, maar als tijdverdrijf (want alle TV-series – inclusief ‘Dokters’, ‘Verboden Liefde’ en ‘Say Yes To The Dress’ – zijn gekeken). Ik begin me voor het eerst in mijn leven zorgen te maken over het feit of ik rekeningen betaald krijg. Ik heb me geïnformeerd over vrijwilligerswerk, maar daar weet ik pas binnen 2 weken iets van. (En ja, de angst om daar zelfs afgewezen te worden is aanwezig). Maar het vrijwilligerswerk betaalt mijn lening niet af, en zorgt niet voor chocolade in de frigo, ijs in de diepvries en chips in de kast (inderdaad, ik heb dan ook nog eens het nadeel om een emo-eter te zijn – #fml). Ik voel me zielig. En dik. Want de leegte in mijn dag vul ik letterlijk met eten. En ik heb geen geld om nieuwe kleren van een maatje meer te kopen. (Ik herhaal: #fml)

Gelukkig zijn er de documentaires op Vitaya van mensen die het erger hebben dan mij. En gelukkig heb ik het lief, mijn ouders en zus, mijn vrienden, en een paar schitterende ex-collega’s die me met sms’jes laten weten dat ze aan me denken, vragen hoe het met me gaat, en me gewoon ‘liefs’ sturen. Het ‘liefs’ wat ik op dit moment minder heb voor mezelf, omdat ik met nutteloos voel, omdat mijn dagen doelloos zijn.

Over een kleine maand ben ik 33 jaar… Het jaar waarin Jezus Stierf, en verrees. Hopelijk beschik ik over dezelfde goddelijke capaciteiten om te verrijzen tijdens de post-dop-periode.

PS: mijn jaar kende ook leuke momenten hoor! En verder gaat het goed met me! 😉

Advertentie

Te veel is trop. En trop is te veel.

Het zijn de kleine dingen waaraan ik het merk… De ergernis tijdens het wachten in de ellenlange rij aan de kassa waarbij ik nog maar net de drang kan onderdrukken om eigenhandig aan de micro om versterking te gaan vragen. Het is bijna in huilen uitbarsten in de wachtkamer van de dokter omdat er nog zoveel wachtenden voor u zijn, terwijl je je ergert aan de geur van de parfum van de man naast je, dat het best omschreven kan worden als een mix van goedkope aftershave en sinaasappelgeur. Het is het weemoedig worden van de kroonluchter bij diezelfde huisarts, bestaande uit vijf kaarsvormige lampen, waarvan er eentje is uitgedoofd. Ik voel me dat ene exemplaar. Het is overprikkeld raken van het feit dat ik én was moet insteken, uithalen en ophangen, drie simpele handelingen die doorgaans moeiteloos voortvloeien in elkaar – en als tijdens het ophangen van de was blijkt dat een bh-haakje in je gehaakte trui is blijven hangen, waardoor er een lus loskwam, is het hek helemaal van de dam. Het is zwangerschapsdementie zonder zwanger te zijn – want het enige dat ik niet lijk te vergeten is het feit dat ik vergeet. Het is agressief worden als de pc niet doet wat ie verondersteld wordt te doen – en de bijna oncontroleerbare behoefte voelen om het ding kapot te gooien. Het is blij zijn met de uitvinding van het derde stoplicht, omdat je anders al meermaals iemand langs achter had gepakt door het wezenloos voor je uitstaren. Het is je tegoed doen aan allerlei snelle suikers omdat je hele hebben en houden lijkt te smeken om serotonine of meer van die gelukmakende stofjes. Het is ’s nachts niet kunnen slapen en overdag jezelf vooruit moeten slepen. Het is ambetant zijn op uw lief omdat hij naar programma’s kijkt waarin veel weggebiept wordt en ge nerveus wordt van dat geluid. En het is nog ambetanter worden op datzelfde lief als ge vraagt ‘wat moet ge van de winkel’ en hij antwoordt met ‘maakt niet uit, liefje. Kies maar.’ MAAR IK KAN NIET KIEZEN! Mijn hoofd zit vol. Ik ben op. Zoals de lamp bij de dokter.

‘Doe wat leuke dingen’, zegt de dokter. ‘Laad je batterijen weer op.’ Klinkt gemakkelijk, toch? Elke keer dat ik buiten kom en ik iets doe wat verondersteld wordt leuk te zijn, bezorgt me een gigantisch schuldgevoel, ‘want ik zou op het werk moeten zijn’. Los daarvan word ik nu ook niet per definitie vrolijk van te gaan shoppen met geld dat ik niet heb, en in winkels waar in deze tijden van solden, de derde Wereldoorlog al lijkt te zijn uitgebroken. Naar de apotheek gaan voor de voorgeschreven medicatie lijkt alsof je de Mont Ventoux moet beklimmen. Om nog maar te zwijgen van de activiteit ‘jezelf aankleden om bij de schoonmoeder te moeten gaan eten’. Ik ken mezelf een trofee toe telkens ik dit gedaan heb.

Het is het niet meer kunnen genieten van kleine dingen, en door diezelfde kleine dingen overprikkeld raken.
Het is de raad die je geeft aan je patiënten (geef je grens aan, zorg goed voor jezelf) compleet negeren.
Het is te veel hebben gegeven, en te weinig hebben ontvangen.

Maar alle elektronische apparaten leven nog, net als ik. En er zijn nog geen verkeersslachtoffers gevallen – mogelijk mede dankzij het derde stoplicht. De snelle suikers worden bewust minder aangekocht, en vergeten is soms ook wel eens fijn. De apothekeres was vriendelijk, en ik heb sinds maanden weer eens goed geslapen.
En het lief… Hij kust me zachtjes op mijn voorhoofd als ik een paniekaanval krijg van het feit dat het afwasmachine uitgeladen moet worden.

Zo. En nu ga ik rusten, want je kwetsbaar opstellen is net als het beklimmen van de Kilimanjaro. Daar is Ventoux niks tegen…

Ge kunt me de rug op, Geert Hoste.

Na twee dagen een marathon 400 meter platliggen waarbij naar de WC gaan het meest verre uitstapje was (alsook het hoogtepunt van mijn dag),besloot ik gisteren het doktersadvies ‘beweeg met mate(n)’ op te volgen. In het kader van het nuttige aan het aangename te koppelen gingen het lief en ik een sinterklaascadeau voor mijn metekindje scoren. Omdat we zelf nog in blijde verwachting waren van een Limburgs bord vol lekkers (en later, zo bleek, ook douchecrème – waarmee ik hoop dat men niks insinueert), trokken we naar mijn heimat. Ik zal u zeggen dat 50 minuten stilzitten in een auto op de E314 niet bevorderlijk is voor mensen van mijn categorie – de rugpatiënt. Ik bleef bij het uitstappen namelijk in dezelfde hoek van 90° hangen als die waarmee ik in de auto zat. Ach, een portie stijfheid kon er vast vanaf, wetende dat de échte Sinterklaas dagenlang met schimmel tussen zijn benen zit, en gezien zijn leeftijd, mogelijk niet alleen een staf heeft, maar ook stijf is. De man heeft ook geen recht op invaliditeitsuitkering, dus ik sprak mezelf moed toe: ‘komaan mijt(er), je kan het!’

Ik slaagde erin om de rechte hoek te vervangen door een scherpe hoek, van om en bij de 15-20°. Ik voelde me een geometrische oefening op mezelf, voortdurend inschattend hoe groot de kromte (van recht kon ik moeilijk spreken) van mijn bovenlijf was. Het werd me weer op een pijnlijke manier duidelijk hoe ‘zeer’ ik wiskunde haat. Ik zag mensen meelijwekkend naar me kijken, terwijl ik mijn best deed om traag te wandelen en mijn gewrichten een bekke(n) te kantelen. Ik zag ze gniffelen, zo van dat soort dat ik heb als ik naar Geert Hoste kijk: puur uit medelijden en met een frons in hun voorhoofd. Het lief bleef ten alle tijden het steuntje in de rug. Letterlijk. Na een tijdje (max 15 minuten) zag ik de blikken al niet meer. Nee hoor, er vond geen proces van gewenning plaats dat me immuun maakte hiervoor, ik liep gewoon met zo een hoog quasimodo-gehalte dat ik hun ogen niet meer zag. Mijn ooghoogte situeerde zich op hun kruishoogte. Schaamtelijke streek van mezelf, maar ik kon er niks aan doen. En doen alsof ik kleingeld zocht komt in deze tijden van crisis ook zo gierig over.
Al die tijd hoopte ik vurig dat ik niemand bekend zou tegenkomen. In schilpad-tempo ‘haas’tten we ons naar de speelgoedwinkel. Ik zag er 2 bekenden. Leve de rekken waarop je kan leunen (ik had actrice moeten worden, al was het aan de rugschool).

Overmoed is zelden goed. En die overmoed moet ik vandaag bekopen (hoeveel ironie kan er in een term zitten??)
Onder het motto ‘je bent wat je kleedt’ wou ik vandaag de andere 50% van een tr-ou(w)tfit gaan kopen. Helaas besliste de zoektocht van gisteren naar het cruise-schip van Lego Friends en haar gevolgen hier anders over.
Het kersenpitkussen en ik zullen ons wel vermaken, kijkend naar de extra journaals over het overlijden van Fabiola. En een toiletbezoek is ook leuk, met een iPad bij de hand.

Ik snap nu waarom mensen u een ‘gezond’ jaar wensen. 360 dagen per jaar sta ik te weinig bij stil bij dit aspect van de wensen, nu moet ik er letterlijk bij stil-staan.
Gelukkig is het bijna 1 januari, want de gezondheidswensen aan mijn adres wachten op vernieuwing.
Maar geen nood. I’ll be ‘back’.

En ook: respect voor mensen met de ziekte van Bechterev, voor kleingeldzoekers en voor iedereen die pijn heeft en toch blijft gaan (al is het manken of wankelen).

Choices & changes

Soms moet een mens van #yolo doen.

Zekerheden opzeggen met het vertrouwen dat alles wel goed komt.

Ik heb een yolo’ke gedaan. En zoals altijd hebt ge voor- en tegenstanders van de yolo-theorie.  (Soms zelfs in 1 persoon, getuige mijn gevoel versus mijn verstand. Deze strijd is nog spannender dan de WK-finale, ergens medio juli 2014.) Sommigen noemen me ‘impulsief’ en vinden dat ik te snel ga, anderen vinden het schitterend dat ik ‘leef’ en bejubelen het stoere ‘Vlaams-Brabant’-project.

De angst voor het onbekende overheerst soms mijn enthousiasme voor het nieuwe. Want ja, het is een serieus understatement als ik zeg dat ik bang ben. Bang dat het mislukt, bang voor de financiële gevolgen (*). En ja, ergens neem ik ook met weemoed afscheid van ‘mijn’ meubeltjes, ‘mijn’ (toegegeven, stijlvol ingerichte) plekje. Maar ondanks de slapeloze nachten en de verkrampte nekspieren die voornamelijk veroorzaakt worden door het gepieker over de praktische zaken, voel ik wel en wil ik blijven geloven dat ‘dit’ lukt.

Dit… De heimat achterlaten voor een provincie waar ‘vis’ uitgesproken wordt als ‘vies’, want ondanks intensieve logopedie-lessen leren ze het hier nooit.

Dit… Mijn stekje inruilen voor een plek waar Limburgers beschouwd worden als het achtergebleven deel van de beschaving. (De gedachte dat ze in Limburg nog steeds met rooksignalen communiceren is hardnekkig.)

Dit… Een vaste, voltijdse job opgeven voor een (half)tijdelijk iets.

Maar ook:

Dit… De eenzame avonden achter me laten en ‘thuis’ komen, letterlijk en figuurlijk, bij iemand die je zo graag ziet.

Dit… Nieuwe dingen leren, nieuwe mensen leren kennen, nieuwe uitdagingen aangaan.

Dit… Een bed met een zachte matras en een douche die geen eigen wil heeft en besluit om in 5 seconden van heet naar ijskoud te gaan.

 

‘Life begins at the end of your comfort zone’.

Ik heb het einde bereikt…

 

magic - comfort

 

 

(*) mijn rekeningnummer is op aanvraag verkrijgbaar

Het was een ontmoeting…

Vluchtig ontmoetten onze ogen elkaar.

Een beleefde glimlach, een ‘dag’ waar winkeljuffrouws ‘u’ tegen zouden zeggen.

Wat speels gelach als compensatie voor de onwennigheid. In één deel van mijn hoofd een mantra : ‘cool blijven, Schrijvers. Cool blijven.’

In het andere deel: ‘Amahoela! Wie. Is. Dat. ? ‘

Zijn ogen. Zijn lach. Zijn ontwapenende charme.

Wie. Is. Dat. ?

Zijn vlotheid. Zijn lichaamsbouw. Zijn stijl.

Met eenzelfde te benijden ‘dag en bedankt’ op z’n winkeljuffrouws namen we afscheid. Zelden hoopte ik op een zo snelle ‘tot ziens’.

Zijn woorden ‘hier moeten we een vervolg aan breien’ zette me bijna aan tot handwerk. Bijna. (ge moet me nu ook niet overschatten)

Een ontmoeting. Een blik. Een klik.

 

‘Bel me, schrijf me’ werd vlot vertaald naar de 2.0-versie ‘sms me, chat met me’. En zo geschiedde.

Het weerzien. Eén blik. Een klik.

Levensverhalen werden uitgewisseld – en het schoonste van al: hij is niet schreeuwend mijn living uit gelopen.

Verschillende gevoelens door elkaar: Vertrouwd en Eerlijk, maar ook Raar, Levendig en Intens. Enthousiast en Fijn. En: Doodsbang

maar vooral:

VERLIEFD.

Ik had mezelf nochtans heilig voorgenomen om de eerste tijd niet meer verliefd te worden, maar net zoals de meeste voornemens die ik maak bij het begin van een nieuw jaar, ben ook ik hier weer grandioos in gefaald. (Voor zij die het willen weten: ik ben wél gaan sporten.) Maar zelden ben ik zo blij geweest dat ik gefaald ben in iets. Toegegeven, mijn faalangst had daarna een serieuze boost nodig om weer zichzelf te zijn, maar ondertussen is het vrij hersteld, ‘vrees’ ik.

 

Alle gekheid op een stokje (deze uitdrukking doet me overigens altijd zin krijgen in souvlaki’s – dit geheel terzijde):

hij is het.  Hoe ik dat weet? Mijn hormonen hebben na maanden doppen hun werkzaamheden weer hervat. (Gelukkig is HIJ degene met de puisten, en niet ik.) Ik zie me oud worden met hem (in het visualiseren hiervan kan ik me nog enigszins begrenzen. Waarvoor een klein applaus voor mezelf.), ik zie me hem naar de winkel sturen voor augurken om dan bij terugkomst boos te zijn omdat hij geen Ben & Jerry’s heeft meegebracht. Ik hoor mezelf schreeuwen dat die WC-bril naar beneden hoort te zijn . Maar ook voel ik mezelf van hem houden. Gisteren. Vandaag. Morgen. En voor altijd.

Als ik Nicole was, was hij mijn Hugo.

Was hij Eddy, dan was ik Mariëtte.

Maar hij is N., en ik ben T.

Hij is mijn liefje, ik ben zijn vrouwtje. (de term ‘vrouw’ in deze context staat overigens volledig los van mijn 30-plus – zijn)

 

Het was een ontmoeting…Zo eentje waarvan niemand dacht dat er een wonder zou gebeuren.

 

Over bars, jazz, en mannen met hoed.

Soms denk ik dat ik fout geboren ben. Los van het feit dat ik daadwerkelijk te vroeg kwam, heb ik het hier niet over stuitligging, of met mijn armen eerst, of dat ik er met mijn oor uitgetrokken werd (hoewel het mogelijk wél mijn ene flapoor verklaart). Ik heb het over het tijdperk. Volgens mij ben ik een gereïncarneerd exemplaar uit de jaren ’40 – ’50. Zo’n typ dat in een rokerige bar, alleen aan de toog zit en heen en weer wiegt op de tonen van Jazz, genietend van een sigaret en een drankje. Zo’n typ dat trots is op de prompte boezem en de brede heupen. Zo’n typ dat met een potloodje een ‘tache de beauté’ maakt. Omdat dat nu eenmaal mooi is. (op het ‘uitgelopen effect’ na zweten in diezelfde rokerige bar ga ik niet verder in).

Zo iemand was ik vast, zo’n typ. Iemand die op de barkruk oogcontact maakt met de James Dean-lookalike met de mysterieuze blik en de hoed en dan, als de man knikt en zijn hoed aanraakt, verlegen – doch speels- wegkijkt. Ik was vast zo’n typ dat dit ‘spelletje’ eventjes kon volhouden. Aankijken – wegkijken. Tot…

Tot de barmeid een drankje aanbiedt met de woorden ‘hier, van die man daar’ – met haar hoofd wijzend richting hem. Een ‘santé’-signaal wordt door hem kennelijk  geïnterpreteerd als een uitnodiging tot toenadering. Openingszinnen waren in die tijd nog niet van het ‘ik heb opening, heb jij zin’- kaliber. Een beleefde ‘enchanté’ en een kus op de hand was de standaard begroeting, gevolgd door de vraag ‘wat doet een dame als jij hier alleen?’ Het was eerder een vraag uit beleefdheid, niet zo eentje dat per definitie beantwoord diende te worden. We zouden het over de oorlog en andere onderwerpen hebben. Idijood. We zouden nikszeggend roken en alleszeggende blikken uitwisselen. Hij zou me uitnodigen om te dansen. Met gepaste afstand tussen ons. Hij fluistert dingen in mijn oor – ik lach (en overdrijf hier mogelijk in, om zijn ego niet te krenken). Hierna verplaatst James de hand naar mijn voluptueuze derrière. Ik kan op zo’n moment kiezen om er drama van te maken en met mijn hak zijn oog te doorboren, maar ik kan ook, zoals een echte dame betaamt, in zijn oor fluisteren dat hij ‘de hand daar weg moet halen want anders…’, gevolgd door onmiddellijke actie.

Bij het naar huis gaan legt hij voorzichtig zijn hand op mijn rug  ( de waarde van een chaperonne is anno 2014 sooo underrated) en het afscheid gaat gepaard met een sereen zoentje op de wang. Het gaat gepaard met onuitgesproken nieuwsgierigheid en verlangen naar elkaar, maar met een ongelooflijke mate van beheersing. Uit respect. Van hem. Naar haar.

En hier zit ik dan. 2014. In cafés mag niet meer gerookt worden. Mannen dragen steeds minder een hoed. De muziek bevat meer computer-intermezzo’s dan iets anders.De oorlog die de gemiddelde 21e-eeuwer bezighoudt is die tussen verstand en gevoel. Dansen wordt nog maar amper met 2 gedaan. Tenzij er dansschool gevolgd werd – ‘om niet af te gaan op de dansvloer’. Het voorzichtig handje op de rug wordt als sneller ingewisseld door een niet zo sereen handje onder de bloes. De zoen op de wang wordt vaker vervangen door een woeste tongdraai.

Ik zucht. En verlang naar 70 jaar geleden. Ik ga nu roken. Met een jazz-muziekje op de achtergrond. Genietend van een…

Cola light.

Ik geef toe: een anti-climax om U tegen te zeggen.

 

(En neen, dit is geen feministisch verhaal.)

Ogen van lood

Soms zijn er lyrics die je raken, en die, mits enkele aanpassingen perfect vertalen wat jij wilt zeggen maar waarvoor jij de woorden niet vindt…

Dit is zo’n tekst…

” Zijn ogen zijn kogels van lood.
Hij heeft een blik die altijd raakt.
Hij was me voor, ben ik nu dood?
Hij heeft meteen m’n hart geraakt
met zijn ogen van lood,
Met zijn blik die altijd raakt.
Hij was me voor, ben ik nu dood?
Meteen m’n hart geraakt.

Is hij een schaduw of een schim?
Is hij gehaast of loopt hij slim
een straatje om?
Zoekt hij er de liefde ’s avonds laat.
Weet hij precies waarheen hij gaat
en waarom?
Zijn mond lijkt warm, zijn lippen zacht
Wat zou hij dromen als hij lacht?

Zijn ogen zijn kogels van lood.
Hij heeft een blik die altijd raakt.
Hij was me voor, ben ik nu dood?
Hij heeft meteen m’n hart geraakt
met zijn ogen van lood,
met zijn blik die altijd raakt.
Hij was me voor, ben ik nu dood?
Meteen m’n hart geraakt.

Zijn lichaam toont mij een verhaal.
Het spreekt net die verboden taal
waar ik van hou.
Hij loopt alleen, hij oogt wat raar
Met die nuance in zijn haar:
wit en blauw.
Ik zie hem vaag, ik zie hem naakt
wanneer hij bij zichzelf ontwaakt.”

Liefde in tijden van chole…sterol

Ondanks dat ‘liefde’ en ‘cholesterol’ ogenschijnlijk evenveel met elkaar te maken hebben als ‘handtas’ en ‘tuinstoel’ (niks dus), zijn er opvallend veel gelijkenissen. Ieder mens heeft een bepaalde mate van cholesterol nodig om goed te functioneren. Bij liefde is dat hetzelfde.

Een te lage cholesterol kan depressieve symptomen tot gevolg hebben. Een gebrek aan liefde ook. Om nog maar te zwijgen van slaap – en libidoproblemen (ik hoor u denken ‘duh’), die kunnen volgen op een te laag cholesterolgehalte, en schering en inslag zijn bij mensen die zich te weinig geliefd voelen.

‘Trop is te veel en te veel is trop’… Een van de weinige keren dat een politicus gelijk had. De reclame bombardeert ons plat met cholesterolverlagende middelen. Maar het is effectief zo dat een te hoge cholesterol gevaarlijk is. Te veel liefde ook. Ondanks dat hartklachten het fysieke gevolg zijn van een overmatig cholesterolgehalte, is ook een teveel aan liefde voelen niet gezond voor het hart. Mogelijk zijn hartklachten dan meer ‘psychisch’ van aard, maar toch. Dichtslibbende aders… Jezelf volledig wegcijferen om andermans liefde en goedkeuring te krijgen, waardoor de bloeddoorstroom van zelfliefde danig geblokkeerd wordt… Echt nefast wordt het als het als de persoon in kwestie je de enige remedie ontzegt: jou net zoveel liefde geven als jij hem/haar. Hierdoor verwijden bloedvaten zich waardoor het bloed weer sneller kan stromen… Letterlijk… Liefde doet je leven (ooit eens gelezen op de kalender van de Bond Zonder Naam, die bij de bomma aan de muur hing).

Het enige verschil is dat er voor te veel aan liefde geen Benecol-achtig-drankje bestaat om het niveau wat te doen dalen. Tenzij alcohol. Maar dat is dan weer niet goed voor de cholesterol.

‘Liefde is een werkwoord’, schreef prof. Vansteenwegen ooit. Nou, het is het enige werkwoord waarbij ik tijdens het vervoegen ervan fouten maak.

Blue Monday. Dus het mag.

Je hart luchten tegen een bijna volstrekt onbekende omdat je denkt anders nog spectaculairder te zullen ontploffen dan deze potvis (http://www.youtube.com/watch?v=ePen7tU-x28 ). Zo een dag is het. Een dag waarop tegen de muren oplopen je meest productieve verrichting is. Een dag waarop je niet weet van welk hout pijlen maken (meer nog: hoe je überhaupt een pijl moet maken). Zo eentje waarop zelfs google geen antwoord weet op ‘wat moet ik met mezelf?’. Zo een dag dus.

 

Het lijkt alsof ik een tikkende tijdbom heb ingeslikt. Het enige tot hiertoe, want eten zegt me weinig (Toegegeven, toch iets positief ;-)). Het liefst wil ik huilen, maar zelfs hierin lijk ik te falen. De tranen blijven steken, ergens ter hoogte van de keel. Ook de meest ontroerende teksten van Jo Vally, of zijn stem alleen al, helpen me niet om het waterkanon te activeren. Toch is er, door de oorlog tussen verstand en gevoel, voldoende reden om het ding boven te halen, aangezien het er niet direct naar uitziet dat een van beide met een witte vlag zal zwaaien.

 

Het is niet de ordinaire dip die overblijft nadat de hapjes tijdens de feestdagen al op waren. Het is een dip die volgt op verdriet, verdriet van gemis, in de ruime zin van het woord.

 

Gisteren was het exact 2 jaar geleden dat Joke me sms’te. ‘Mag ik je even bellen?’ Ik, die toen kennelijk ook wat last had van Blue Thursday (JA, DAT BESTOND TOEN !!) , zei dat ik liever een ander keertje zou bellen. Haar ‘OK, dan bellen we een ander keertje. Kusje.’ is het laatste wat ik ooit van haar gehoord heb… Het is dus zo’n dag waarop dit me niet loslaat, waarop ik me een slechte vriendin voel en waarop de meeste pertinente vraag die door mijn hoofd spookt is: ‘wat als we wél hadden gebeld, had ik haar kunnen redden?’

Het is zo’n dag dat ik nood heb aan een man die me, met zijn stevige armen, tegen zijn torso aantrekt, me zachtjes door mijn haren wrijft, en in mijn oor fluistert dat hij me graag ziet. En dat alles goed komt. Want alles komt goed, dat weet ik (uit: Positivisme voor Dummies, 2013). Zo een dag is het, dat ik fantaseer over ‘Home & Away’-achtige romances en relaties. Totaal onrealistisch, maar ik wil het. Nu.

Zo een dag is het. Een dag van gemis. Van haar. Van hem.

(PS: de eisen voor de man zijn nu alweer naar een normaal niveau gezakt)